Pensioen betekent geld voor later, geld bij arbeidsongeschiktheid en geld voor uw nabestaanden als u onverhoopt komt te overlijden. De manier waarop in Nederland het pensioen is geregeld, wordt het pensioengebouw genoemd. Dit pensioengebouw bestaat uit drie pijlers: pensioen van de overheid, pensioen via de werkgever en privé aanvullingen.
Pijler 1: Pensioen van de overheid
Elke Nederlander bouwt ieder jaar 2% van zijn of haar te bereiken AOW op. De opbouw van uw AOW begint vijftig jaar voor uw AOW-leeftijd. Bent u alle jaren verzekerd geweest voor de AOW? Dan krijgt u de volledige AOW-uitkering. De volledige AOW-uitkering is bruto € 1.353,11 per persoon per maand als u alleen woont en € 920,98 per persoon per maand als u samenwoont (bedragen in 2023).
Naast dit basispensioen zijn er nog andere situaties waarbij de overheid pensioen uitkeert. Bijvoorbeeld bij arbeidsongeschiktheid en bij overlijden. In het laatste geval ontvangen uw nabestaanden maandelijks een bedrag.
Pijler 2: Pensioen via de werkgever
De meeste werknemers in Nederland bouwen pensioen op via de werkgever. Vaak is de werkgever verplicht om het pensioen onder te brengen bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf). Als dit niet het geval is, kan een werkgever een collectieve regeling voor haar werknemers onderbrengen bij een pensioenuitvoerder. Vaak betalen zowel werkgever als werknemer hiervoor een deel van de pensioenpremie. De pensioenrechten zijn afhankelijk van het salaris en het aantal dienstjaren bij uw werkgever. Het is ook mogelijk dat u helemaal geen werkgeverspensioen opbouwt.
Naast het zogenoemde oudedagspensioen wordt in een collectieve pensioenregeling ook vaak een nabestaandenpensioen (partner- en wezenpensioen) en een dekking bij arbeidsongeschiktheid verzekerd.
Pijler 3: Privé aanvullingen
Voor deze laatste pijler bent u zelf verantwoordelijk. Als u van mening bent dat het pensioen van de overheid (AOW) en het werkgeverspensioen niet voldoende is om de gewenste levensstijl voort te zetten, kunt u zelf uw pensioen aanvullen. Dit is niet verplicht, maar kan wel verstandig zijn. Denk hierbij aan lijfrentesparen, een spaarrekening, een beleggingsrekening, overwaarde van de woning en/of een erfenis.